Vanmiddag zat ik naar ‘Opsporing verzocht’ te kijken -de herhaling overdag kijken is al eng genoeg voor mij, ik kan hier nu eenmaal niet live naar kijken-, toen ik iemand achter de heg in het plantsoen zag staan, gewoon op de hoek van onze tuin maar dan buiten onze tuin. Ik dacht eerst dat het van de plantsoenendienst was, maar bij beter begluren van de persoon in kwestie kwam ik tot de conclusie dat het een grote persoon in burger was, niet personeel-achtig en zo te zien helemaal alleen. Om het beter te kunnen zien ging ik even naar boven om vanuit een raam aldaar te constateren dat het 1 persoon betrof; een grote man of vrouw van stevig postuur, niet bijster intelligent uitziend (mond half open de hele tijd), donkere kleren, donker haar en met afhangende schouders en een voorover gebogen houding. Of het een pokdalig gezicht betrof kon ik van die afstand niet zien, maar verder had deze omschrijving zo uit ‘Opsporing verzocht’ kunnen komen, daar beledigen ze de verdachten ook tot op het bot, en of dit nou is om de verdachten pissig te maken of om voor een dosis amusement te zorgen, dat weet ik niet.
Ik trok mijn dappere stappers aan, ritste mijn rode fleesevest dicht, en met de huissleutels in mijn zak liep ik langs de straatkant om ons huis heen, om de persoon aan te spreken. "Hallo, kan ik u helpen?", riep ik toen ik de vrouw achter de struiken zag en zij mij. Ik liep toen dwars door het plantsoen naar haar toe, ik had al een donkerbruin vermoeden dat ze niet goed goddelijk was, zoals ze hier in Brabant zeggen. Ze zei iets over dat ze een toeval had gekregen en ik gaf ze een arm, de gok nemend dat ze niet agressief zou zijn. "Kom maar, dan breng ik je wel naar huis.", zei ik en we liepen zo saampjes terug naar de weg, zij motorisch haperender dan ik. Onderweg was ze op een kinderlijke manier tegen me aan het kletsen, op een 4 jarig niveau, gok ik.
Toen we het wooncomplex voor geestelijk gehandicapten naderden, kwamen er 2 dames op de fiets hijgend aan, opgelucht dat ze de verloren bewoonster zagen, die gelijk op haar kop kreeg dat ze zomaar de deur was uitgeglipt, ze hadden zich allemaal heel veel zorgen gemaakt en hadden overal al gezocht; ze bedankten me voor de goede zorgen, namen de vrouw van me over en ik liep weer naar huis. Gelukkig was alles op z’n pootjes terecht gekomen en was ‘Opsporing verzocht’ niet nodig. Ik heb het thuis trouwens niet meer afgekeken, paranoïa zou je er van worden.