De laatste keer dat ik met de bus ging was zeker 15 jaar geleden, als t niet meer was. Je had toen nog de strippenkaart waarmee je zones moest afstempelen. De strippenkaart kon je gewoon bij de balie van de supermarkt of postkantoor kopen, of in de bus.
Ik moest voor de uitslag van de week eerder ondergane botontkalkingsonderzoek nu weer in het ziekenhuis zijn. Zelf rijden gaat nog niet, manlief was druk aan het werk en dus pakte ik de bus.
Kaartje kopen, want ik heb geen ov kaart, en ik was de eerste om die iets na 11 uur (de bus was 5 minuten te laat) moest betalen, de chauffeur, een grijze gezette man van in de 60 schoof met een vermoeide gezicht het kaartje plus wisselgeld mijn kant op. Ik nam plaats bij de eerste set stoelen, even aarzelde ik toen een zware urinelucht mijn neusgaten binnendrongen. De chauffeur gaf gas en daar zat ik dan, me ongemakkelijk te voelen. De eerste minuten wachtte ik de komst van een natte broek af, maar de zitting bleek gelukkig droog, echt fijn zat het niet in die stank. Bij de volgende halte stond een jong echtpaar met een klein meisje in de buggy, de man stapte voor in, terwijl de toen opeens boos kijkende vrouw de buggy naar de openstaande deuren halverwege de bus duwde en onder zeer luid gemopper “papa is weer lekker asociaal bezig, mama mag het zware werk weer doen” de buggy naar binnen reed. De sarcasme in haar stem ontging de jonge man ten ene malen, of hij dacht dat ze het als grap bedoelde, want hij liep lachend naar achteren, waar ik het stel uit niet meer hoorde, gelukkig geen gênante geruzie in de bus.
De rit ging slingerend door de wijken, een vrouwenstem uit het plafond kondigde de straatnaam aan waarbij de eerstvolgende halte was, en een kinderstemmetje achter mij echode het na, steeds eindigend met “Hè mama, ja toch?” “Ja hoor liefje, helemaal goed.”.
We waren zo’n tien minuten onderweg toen me opviel dat de stoffige bekleding van de twee stoelen aan weerszijde van het pad een andere bekleding hadden dan de rest, hier waren kleine rode poppetjes op gedrukt, dat hadden de andere stoelen niet.
Ook zag ik dat de stopknop op fijne hoogte (binnen handbereik terwijl je zit) bij de ramen zat, vlak naast een bordje met een mannetje met een stok in de hand.
Het muntje viel, ik was gaan zitten op de plaats voor minder valide mensen, en voelde me op slag ongemakkelijk, ik besloot bij de volgende halte een zitplaats naar achteren op te schuiven. Beetje overdreven misschien bij een bijna lege bus, maar ik voelde me te opgelaten om langer dan nodig in overtreding te zijn.
De volgende stop was bij een groot winkelcentrum, iedereen stapte uit, dus viel het niet op dat ik opstond en op de stoel bij de openstaande deuren ging zitten, lekker in de frisse lucht voor zo lang het duurde. Na een paar minuten rijden rook het hier ook net zo sterk naar Franse snelweg hurkwc’s als voorin, dus het lag gelukkig niet aan de zitting, hoopte ik. 20 minuten later zat de rit erop en stapte ik vlak voor de hoofdingang van het ziekenhuis uit, dat is dan wel weer fijn, niet moeten zoeken naar een parkeerplaats. In het ziekenhuis was het wel zoeken, want ik had een onjuiste routenummer op het papier, de osteoporose verpleegkundige zat niet bij nummer 70, de baliemedewerkster van de röntgenafdeling wilde wel uitzoeken bij welk loket ik wel moest zijn. Ze gooide in haar zoektocht naar de lijst op haar desk een grote bak om, hij viel met een enorme klap op de grond, en wat erin zat weet ik niet, maar het maakte ook flink veel kabaal. Personeel uit kantoortje achterin staken geschrokken hun hoofd vanachter de deur, “Niks aan de hand, ik heb weer zo’n dag!”, riep de baliemedewerkster met rood hoofd.
Ik kwam na haar aanwijzingen uiteindelijk aan op de juiste plek, een vriendelijke blonde verpleegkundige gaf uitleg over de uitslag, (geen last van botontkalking), de breuk was gewoon het gevolg van zeer ongelukkig terecht komen, en om de informatie in het dossier compleet te maken moest ik nog even onder de meetlat staan. Met de wetenschap dat ik 2 cm ben gekrompen sinds de laatste meting tien jaar geleden liep ik weer naar de bushalte, waar mijn bus net aan kwam rijden.
Deze bus rook frisser, wel zat ik weer met mijn knieën tegen de rugleuning, en zag dat het overal zo krap was. Bij het station moest ik overstappen, en de buschauffeur liep mee, ook hij stapte over in deze bus, en zo stonden we te wachten tot de treinen aan kwamen. Ik zei tegen de chauffeur dat het me opviel dat het hier ruimer was, meer beenruimte en frisser, netter ogend, en vroeg of dit een nieuwe bus was, en hij lachte schamper. “Nee, daarnet zaten we in een nieuwe bus”, en hij schudde zijn hoofd, “de nieuwe bussen zijn een meter langer, met meer zitplaatsen en meer snufjes, maar geef mij maar deze oude bus maar.”, en weer schudde hij zijn hoofd, hij vond er duidelijk niks aan.
“Langer is niet altijd beter”, zei ik, en toen ik het zei had ik al spijt van mijn woorden, en ja hoor, hij vatte het op zoals ik al vreesde. Bulderend van het lachen nam hij plaats achter het stuur, gelukkig moest hij weer aan het werk en kon ik er niks meer uitflappen. Foei.
Lachen!!!
Voel helemaal met je mee!!!
Iets dergelijks overkwam mij ook toen ik door een fysioman gemasseerd werd bij de schouders.
Hij drukte op een plek wat gemeen zeer deed en ik zei–weet wel een andere plek waar het niet zeer doet.En gelijk kreeg ik het zeer warm! Stom genoeg ging ik er op in en dat had ik niet moeten doen.Ga nu daarom naar een andere fysio want deze man wil mij niet meer helpen.
Fijn dat je geen botontkalking hebt-scheelt en boel pijn.
zonnige dag
groetjes,Truus uit Drenthe
Typisch een uitspraak voor jou….grijns…. Hoe gaat het met je arm?????
typisch een antwoord voor jou.
Ik kan je zeggen dat invaliden vrijwel nooit op die plekken gaan zitten. Ze worden al opgevuld door andere mensen die echt niet op zullen gaan staan.
Heerlijk voot je dat het geen osteoprose is.