Het was druk bij de fysio, de gezellige wachtruimte met twee grote tafels met rondom lekker zittende kuipstoelen op wieltjes, grote raampartijen met rustgevende uitzicht op een mooie grote heide tuin met vijver, zat bomvol. Ik maneuvreerde me tussen de stoelen door naar de raamkant, waar nog een stoel leeg was naast een bejaard stel aan de ene kant, en jonge vrouwen aan de andere kant. Het viel me op dat echt iedereen met hun smartphone in de weer was, behalve het bejaarde stel naast me, ze zaten stilzwijgend voor zich uit te kijken, normaal pak ik ook mijn mobieltje om de tijd te doden met een potje patience, maar nu bleef hij in mijn tas zitten, het voelde haast onbeschoft.
Een goed doorvoede, keurig geklede vrouw van in de twintig liet iedereen meegenieten met haar ongegeneerd luidruchtige telefoongesprek over haar financiële problemen, toen ze opgeroepen werd door haar fysiotherapeut wisten we allemaal hoe lang ze al in de schuldsanering zat en met hoe weinig ze het per week moest doen. Alleen het waarom was een vraagteken, beetje jammer dat ze dat ook niet even met ons wilde delen bij vertrek, gewoon om het verhaal af te maken.
Opeens klonk er een hip muziekje uit de tas van de bejaarde vrouw naast mij, ze grijnsde naar haar man: “Daar zal je hem hebben!”, en uit haar saaie bruine tas haalde ze een joekel van een iPhone, de nieuwste zo te zien. Ze nam op en hield de smartphone voor zich uit tussen haar man en haar in, en ze keken recht in het gezicht van een lief lachend blond mannetje, -ik gluurde vanuit mijn ooghoek even mee- hun kleinzoon zo te horen aan de “Hallo opa en oma.”, en de rest van de wachttijd genoten we allemaal van het geklets van een klein vrolijk jochie, tot opa en oma samen met nog meer mensen opgeroepen werden en ze moesten ophangen.
We hadden geen mobiel, radio of tijdschrift nodig in de wachtruimte, er was deze keer genoeg te horen en te zien.
Mijn fysiotherapeut, een lieve jongen van eind twintig, vroeg of ik met de fiets was gekomen, de grapjas; de bomen lagen plat van de storm, daar ging ik me toch niet aan wagen. Toch vond hij het wel tijd dat ik me weer op de fiets begaf, mijn pols moest het nu wel aankunnen, hmm, doodeng, stel je voor dat ik opeens moest remmen, had ik genoeg knijpkracht hiervoor? Ik moest het maar gewoon proberen de komende week. En hij had gelijk merkte ik toen donderdag de wind was gaan liggen, het ging prima, op een beetje zadelpijn na 🙂
Een ander voorstel viel in betere aarde; ik vertelde dat ik last van mijn hand had nadat ik achter de computer had zitten typen, ik dacht dat ik hiervoor op mijn kop zou krijgen, maar niet dus. Nu moet ik elke dag twee keer een kwartier achter de computer typen met het tien vingersysteem! Nou, dat is geen straf, hoewel, de klap komt later, de spieren protesteerden flink, maar goed oefenen en gewoon blijven doen.
Gewoon doen kan nooit kwaad.
Oh meid, verschrikkelijk al die hoorbare telefonische gesprekken in een openbare ruimte. Ik kan er ook niet aan wennen. Zal de leeftijd wel zijn. Maar fijn dat het al beter gaat. Nog een mooie zonnige dag vandaag. Groetjes Wilma
Heerlijk wat je soms kan meemaken in een wachtkamer! Heb weer genoten van je verhaaltje.
Gezellig berichtje, wel vermakelijk om zo in de wachtruimte te zitten.